
We hebben inmiddels borders van verschillende leeftijden met verschillende ontwikkeling. We beperken het sproeien nog steeds tot het hoogst noodzakelijke. Soms is dat moeilijk als je ziet dat planten echt last hebben dan de droogte, maar een van de doelen van het experiment is een droogte resistente tuin te maken. Daarnaast merk ik dat planten langzamer groeien als de voedingstoffen uit het P9 potje verdwenen zijn. De theorie dat ze steviger worden bij minder water en voeding klopt voor veel soorten al valt me op dat de Rudbeckia maxima nu in het derde jaar toch minder stevig omhoog staat.

Voortuin- proeftuin
Het grootste deel van de proeftuin groeit nu in het vierde seizoen. Alle vakken zijn inmiddels vol. Ook de zaaivakken zijn goed gevuld. Zaad kiemt niet alleen het eerste jaar, maar ook na een of twee jaar. Daarnaast valt er nu zaad van bestaande planten zoals Echinacea en Euphorbia, die de gaten weer opvullen. De vakken zullen geleidelijk mengen en volgen hun eigen natuurlijke ontwikkeling. Ik wil alleen ingrijpen als een soort de overhand krijgt.

De proefvakken gebruik ik ook als kwekerij. Delen zijn ik de grote tuin geplant, mooie combinaties zijn uitgezet. Een aantal planten die hard groeien of een schaduwrijkere plek nodig hebben zijn ook verplant.
De varentuin

De schaduwtuin met varens, zegge en Liriope ontwikkeld zich enorm goed. Ik heb een aantal zelfs varens verplant naar andere schaduwplekken zonder dat het vak opener is geworden. Dit jaar groeien de koningsvarens en daglelie beter doordat het iets meer regent.
Achtertuin- Perennial meadow

Er zijn nu drie verschillende stadia van ontwikkeling. Twee vakken groeien nu voor het derde jaar. Veel Echinacea en Rudbecka gemengd met Gaura en enkele ander soorten. De vuurpijl blijft een beetje achter in groei en bloei. Mijn conclusie is dat de Echinacea en Rudbecka pionierssoorten zijn. Ze zaaien samen met de Gaura uit in het vak. Ik hoop dat het vak zich op deze manier blijft regenereren! De les is wel dat Echinacea goed ontkiemt! Het mooie is ook dat er verschillende tinten bloemen zijn doordat het zaaigoed een combi is van verschillende soorten en kleuren.

Drie andere vakken zijn nu in het tweede jaar. Daar heb ik minder echinacea gezaaid en meer Rudbeckia missouriensis, die meer droogte kan hebben. Het zaad is deels gewonnen in de proeftuin. Ook hier zijn minder soorten opgekomen dan gezaaid. Ik heb ervoor gekozen vaste planten te zetten die moeilijk kiemen zoals Pulsatilla.

Het systeem gaat dus geleidelijk over van volledig zaaien naar een combi van zaaien en planten; de fusion garden. De naturalistisch uitstraling blijft daarbij goed in stand. Het leuke is dat er door het zaaien toch ook een verschil tussen volle zon en iets meer schaduw ontstaat. In de volle zon zijn de Erinchium planum, Euphorbia en Cephalaria gigantea (reuzen scabiosa) goed ontkiemd. In het deel met iets meer schaduw is de Verbesina heliantoides en Alchemilla mollis goed opgekomen. Over heel het oppervlak doet de Ratibida pinnata (prairie kegelbloem) het erg goed. Ook in dit vak zijn er weer eenjarigen als klaproos, meisjesogen en wilde peen opgekomen. Dit zorgt voor een mooie vulling. Deze soorten, de grassen maar ook (on)kruiden zorgen er overigens ook voor dat de ontkieming van de vaste planten beter gaat. Mijn theorie is dat het aan de voet van dichte planten vooral in de ochtend vochtiger is en een beschermd kiemmilieu ontstaat.

Het laatste vak is een vak met veel meer schaduw en vooral hoge soorten als Aster laevis, Solidago, Eupathorium en Polychonum. Ik merk dat deze planten meer tijd nodig hebben zich te ontwikkelen. De kieming is niet zo dicht als in de ander vakken, maar genoeg om straks het vak te vullen. Ik heb ook een aantal soorten van de proeftuin naar dit vak verplant. Sommige planten hadden toch net iets meer vocht en schaduw nodig. Daarnaast ontwikkeld het gewenste beeld toch iets sneller. Geduld is met dit zaaisysteem echt een schone zaak. Het zien ontkiemen van verschillende soorten is natuurlijk ook al een beloning om door te gaan, maar sommige planten hebben toch echt wel een aantal jaren nodig om tot ontwikkeling en bloei te komen. Wat me overigens opvalt is dat zowel in de proeftuin als in dit vak de Monarda didyma elk jaar kleiner werd en nagenoeg is verdwenen. Het blijkt toch geen droogte resistente soort te zijn.
Grassenborder

Deze border heb ik eigenlijk nog nooit besproken. Vorig jaar was het een strook met een paar grassen, maar in het najaar van 2022 heb ik dit vak vergroot naar een grassenborder van 4 x 4 meter.
Verschillende soorten gras zoals Miscantus ‘Gracimillus’, Sporobolus, Pennisetum en Calamagrostis waren gemengd geplant. Ik vond het mooi, maar een beetje saai en smal. In de proeftuin ontstonden mooie combinaties (zie blog augustus 2021) die ik nu in dit vak heb toegepast. Sporobolus en Pennisetum zijn uit de proeftuin-kwekerij verplant met een bovenlaag van Gaura, Verbena en Aster laevis. Sedum fungeert als bodembedekkende onderlaag. Wat me opvalt is dat de grassen als lampenpoetser (Pennisetum a. Penelope) en prairie parelgras (Sporolorus heterolepsis Cloud) na het verplanten een jaar staan te kwarren en dan pas weer gaan groeien. Er zijn in dit vak ook enkele eenjarigen opgekomen die nu voor wat meer vulling zorgen. Ik verwacht volgend jaar het ontworpen beeld; grassen met een transparante bloeiende bovenlaag te bereiken.
De vijver

Ook de vijver heeft zich verder ontwikkeld. De randen zijn vol gegroeid en er is een natuurlijk karakter ontstaan. Voor het eerst heb ik ook in de vijver het te veel aan liesgras en smalle waterweegbree verwijderd. De gele lis, zwanenbloem, kattenstaart en zuurstofplanten als glanzend fontijnkruid zijn blijven staan. Dit jaar hebben we eindelijk geen last van overvloedig groeiende draadalg. De ondergedoken zuurstofplanten lijken hun werk goed te doen. Er zijn echter ook soorten verdwenen als de waterviolier en waterranonkel. Ik ga er vanuit da de samenstelling of stroming van het water daar niet goed voor is.